Persoonlijke instellingen

Oosterwijk S. van

Uit Tuencyclopedie

Share/Save/Bookmark
Regel 28: Regel 28:
Tijdens mijn studiereis in Rusland merkte ik voor het eerst dat veel mensen het een stuk slechter hebben dan wij. Maar kom je daar op bezoek, dan lenen ze eten en drinken bij de buren om het voor de gasten plezierig te maken. In Afrika is die mentaliteit nog veel warmer. In het jaar dat de TU/e vijftig jaar bestaat, wil ik de discussie op gang brengen over de vraag of het een taak voor de Universiteit is om aandacht te besteden aan techniek voor de derde wereld. Vroeger was dat een taak voor het inmiddels opgeheven Center for International Cooperation Activities. Ik vind dat de Universiteit een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft. De TU/e kan wel zeggen dat ze zich alleen richt op contacten met topinstellingen, maar neem dan ook een voorbeeld aan Amerikaanse topuniversiteiten. Die doen wel projecten met universiteiten in landen als Mali of Kenia. Mijn doelstelling is te bevorderen dat er middelen worden ingezet om kennis die hier beschikbaar is, naar daar te transporteren. Het hoeft niet zwaar technologisch te beginnen: je moet eerst zorgen dat mensen toegang hebben tot duurzame energie. Techniekstudenten zouden tijdens hun studie moeten meekrijgen dat ze een bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van problemen in de derde wereld. Ze komen vaak in een loopbaan terecht waarin ze dat kunnen waarmaken. In mijn studietijd verkondigde prof. Lemstra dat Afrika een verloren continent is. Wanneer studenten dat maar vaak genoeg horen, gaan ze het geloven. Ik denk dat de golfbeweging over zijn dieptepunt heen is, en dat er op de TU/e weer meer belangstelling ontstaat voor derdewereldlanden. Er zijn bijvoorbeeld vijftienhonderd handtekeningen opgehaald als ondersteuning voor TVO (techniek voor ontwikkelingsproblematiek). Het proces zou wat versneld mogen worden. Uit de instellingsbegroting van 250 miljoen euro moet toch wat ruimte vrijgemaakt kunnen worden. De gesprekken die ik over dit onderwerp had met de voorzitter van het College van Bestuur en de secretaris van de TU/e stelden me teleur. Wat mijn eigen loopbaan betreft: wat ik over tien jaar doe, weet ik niet. Misschien begin ik een eigen bedrijf, maar dat hoeft niet per se. Als ik voldoende middelen heb om mijn doelen in Nederland en in het buitenland te bereiken, hoeft dat niet via een eigen bedrijf. Veel praten en weinig doen is niet mijn stijl. Als je zorgt dat je het zelf goed hebt, kun je ook voor anderen goed doen.”
Tijdens mijn studiereis in Rusland merkte ik voor het eerst dat veel mensen het een stuk slechter hebben dan wij. Maar kom je daar op bezoek, dan lenen ze eten en drinken bij de buren om het voor de gasten plezierig te maken. In Afrika is die mentaliteit nog veel warmer. In het jaar dat de TU/e vijftig jaar bestaat, wil ik de discussie op gang brengen over de vraag of het een taak voor de Universiteit is om aandacht te besteden aan techniek voor de derde wereld. Vroeger was dat een taak voor het inmiddels opgeheven Center for International Cooperation Activities. Ik vind dat de Universiteit een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft. De TU/e kan wel zeggen dat ze zich alleen richt op contacten met topinstellingen, maar neem dan ook een voorbeeld aan Amerikaanse topuniversiteiten. Die doen wel projecten met universiteiten in landen als Mali of Kenia. Mijn doelstelling is te bevorderen dat er middelen worden ingezet om kennis die hier beschikbaar is, naar daar te transporteren. Het hoeft niet zwaar technologisch te beginnen: je moet eerst zorgen dat mensen toegang hebben tot duurzame energie. Techniekstudenten zouden tijdens hun studie moeten meekrijgen dat ze een bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van problemen in de derde wereld. Ze komen vaak in een loopbaan terecht waarin ze dat kunnen waarmaken. In mijn studietijd verkondigde prof. Lemstra dat Afrika een verloren continent is. Wanneer studenten dat maar vaak genoeg horen, gaan ze het geloven. Ik denk dat de golfbeweging over zijn dieptepunt heen is, en dat er op de TU/e weer meer belangstelling ontstaat voor derdewereldlanden. Er zijn bijvoorbeeld vijftienhonderd handtekeningen opgehaald als ondersteuning voor TVO (techniek voor ontwikkelingsproblematiek). Het proces zou wat versneld mogen worden. Uit de instellingsbegroting van 250 miljoen euro moet toch wat ruimte vrijgemaakt kunnen worden. De gesprekken die ik over dit onderwerp had met de voorzitter van het College van Bestuur en de secretaris van de TU/e stelden me teleur. Wat mijn eigen loopbaan betreft: wat ik over tien jaar doe, weet ik niet. Misschien begin ik een eigen bedrijf, maar dat hoeft niet per se. Als ik voldoende middelen heb om mijn doelen in Nederland en in het buitenland te bereiken, hoeft dat niet via een eigen bedrijf. Veel praten en weinig doen is niet mijn stijl. Als je zorgt dat je het zelf goed hebt, kun je ook voor anderen goed doen.”
-
[[Category:Index A-Z]] [[Category:O]] [[Category:Inderview]] [[Category:Persoon]] [[Category:O-Bronvermelding]]
+
[[Category:Index A-Z]] [[Category:O]] [[Category:Interview]] [[Category:Personen]] [[Category:O-Bronvermelding]]

Versie op 28 feb 2011 14:10