Heege, H.J. ter
Uit Tuencyclopedie
(→Huisvesting) |
|||
Regel 22: | Regel 22: | ||
Een groot deel van mijn bestuursperiode stond in het teken van bezuinigingen. Dat begon in 1977 al. De inkomstenbronnen van de Universiteit waren gebaseerd op ongrijpbare grootheden zoals de instroom van studenten, de uitstroom van afgestudeerden, een instabiele derde geldstroom en een hoogst onbetrouwbare overheid. Mijn motto is altijd geweest: zorg dat je wat achter de hand hebt. We zagen dat andere instellingen flink in de problemen kwamen omdat ze niets gereserveerd hadden. Er waren genoeg redenen om zuinig te zijn. Ik heb eens uitgerekend hoeveel winst bedrijven moeten maken om de rijksbijdrage aan universiteiten te kunnen betalen. Voordat je tweehonderd miljoen euro aan winstbelasting hebt geïncasseerd, moet daar heel wat omzet tegenover staan. Halverwege de jaren negentig werden universiteiten eigenaar van de gebouwen, maar wèl inclusief de onderhoudsverplichtingen en zonder aanvullend budget. Bij het herstellen van de brandschade in het Auditorium heb ik in 1994 goede afspraken met het departement kunnen maken. Het ministerie financierde het herstellen van het gebouw, ''theoretisch in de staat zoals het was vóór de brand. ''Maar omdat het een oud gebouw betrof, betaalden wij de kosten voor het aanpassen ervan aan de moderne eisen. Dat was perfect geregeld. Het opgebouwde eigen vermogen heeft mijn vertrek niet lang overleefd. Dat bouwen veel geld kost, hebben we vanaf het eind van de jaren negentig gezien. Een aannemer heeft me eens verteld dat de ingeschakelde architecten de TU/e goud hebben gekost. Er is geen hoek recht aan sommige gebouwen en dat maakte het duur. Het is natuurlijk de vraag wat de uitstraling van een gebouw je waard is. De TU/e is en blijft een technische universiteit. De schaal van Eindhoven moeten we als een geweldig voordeel beschouwen. Ken je hier honderd mensen, dan ken je toch de hele Universiteit? Er bestaan letterlijk en figuurlijk geen afstanden. Dat was voor mij ook een reden om hier zo lang te blijven. Ik kreeg uit Den Haag de suggestie om eens te verkassen naar een voorzitterspost aan een algemene universiteit. Ik heb dat niet gedaan, omdat ik me zelf toch het meest geschikt vond voor een TU. De TU/e is nog steeds mijn universiteit. De afstand tot beleidszaken is wat groter geworden, maar de betrokkenheid blijft. Ik ga meestal naar het afscheid van een hoogleraar of een andere medewerker die ik nog heb meegemaakt. Maar in het cortège van hoogleraren bij de opening van het academisch jaar herken ik nog maar een paar hoofden.” | Een groot deel van mijn bestuursperiode stond in het teken van bezuinigingen. Dat begon in 1977 al. De inkomstenbronnen van de Universiteit waren gebaseerd op ongrijpbare grootheden zoals de instroom van studenten, de uitstroom van afgestudeerden, een instabiele derde geldstroom en een hoogst onbetrouwbare overheid. Mijn motto is altijd geweest: zorg dat je wat achter de hand hebt. We zagen dat andere instellingen flink in de problemen kwamen omdat ze niets gereserveerd hadden. Er waren genoeg redenen om zuinig te zijn. Ik heb eens uitgerekend hoeveel winst bedrijven moeten maken om de rijksbijdrage aan universiteiten te kunnen betalen. Voordat je tweehonderd miljoen euro aan winstbelasting hebt geïncasseerd, moet daar heel wat omzet tegenover staan. Halverwege de jaren negentig werden universiteiten eigenaar van de gebouwen, maar wèl inclusief de onderhoudsverplichtingen en zonder aanvullend budget. Bij het herstellen van de brandschade in het Auditorium heb ik in 1994 goede afspraken met het departement kunnen maken. Het ministerie financierde het herstellen van het gebouw, ''theoretisch in de staat zoals het was vóór de brand. ''Maar omdat het een oud gebouw betrof, betaalden wij de kosten voor het aanpassen ervan aan de moderne eisen. Dat was perfect geregeld. Het opgebouwde eigen vermogen heeft mijn vertrek niet lang overleefd. Dat bouwen veel geld kost, hebben we vanaf het eind van de jaren negentig gezien. Een aannemer heeft me eens verteld dat de ingeschakelde architecten de TU/e goud hebben gekost. Er is geen hoek recht aan sommige gebouwen en dat maakte het duur. Het is natuurlijk de vraag wat de uitstraling van een gebouw je waard is. De TU/e is en blijft een technische universiteit. De schaal van Eindhoven moeten we als een geweldig voordeel beschouwen. Ken je hier honderd mensen, dan ken je toch de hele Universiteit? Er bestaan letterlijk en figuurlijk geen afstanden. Dat was voor mij ook een reden om hier zo lang te blijven. Ik kreeg uit Den Haag de suggestie om eens te verkassen naar een voorzitterspost aan een algemene universiteit. Ik heb dat niet gedaan, omdat ik me zelf toch het meest geschikt vond voor een TU. De TU/e is nog steeds mijn universiteit. De afstand tot beleidszaken is wat groter geworden, maar de betrokkenheid blijft. Ik ga meestal naar het afscheid van een hoogleraar of een andere medewerker die ik nog heb meegemaakt. Maar in het cortège van hoogleraren bij de opening van het academisch jaar herken ik nog maar een paar hoofden.” | ||
+ | |||
[[Bestand:Lemma 78 Foto 3.jpg|thumb|left|400px|'''Titel:''' Henk ter Heege in 2009 '''Foto:''' [[Bart van Overbeeke]] ]] | [[Bestand:Lemma 78 Foto 3.jpg|thumb|left|400px|'''Titel:''' Henk ter Heege in 2009 '''Foto:''' [[Bart van Overbeeke]] ]] | ||
+ | |||
[[Category:Index A-Z]] [[Category:H]] [[Category:Interview]] [[Category:Personen]] [[Category:H-Bronvermelding]] | [[Category:Index A-Z]] [[Category:H]] [[Category:Interview]] [[Category:Personen]] [[Category:H-Bronvermelding]] |