Lange P.A. de
Uit Tuencyclopedie
Regel 2: | Regel 2: | ||
Wat hebben de grote zaal van De Doelen in Rotterdam, het Circustheater in Scheveningen, het Muziekcentrum Vredenburg in Utrecht en het Muziekcentrum Frits Philips in Eindhoven gemeen? De geluidskwaliteit is bij al die concertzalen te danken aan de samenwerking tussen de desbetreffende architect en de (aanvankelijk Delftse en later Eindhovense) bouwfysicus en akoesticus prof.ir. P.A. (Piet) de Lange (1921 - 1999) en zijn medewerkers. Aan de oostzijde van het TU/e-terrein staat het Laboratorium voor akoestiek waar sinds 1981 op modelschaal metingen worden verricht die akoestische ontwerpbeslissingen ondersteunen. | Wat hebben de grote zaal van De Doelen in Rotterdam, het Circustheater in Scheveningen, het Muziekcentrum Vredenburg in Utrecht en het Muziekcentrum Frits Philips in Eindhoven gemeen? De geluidskwaliteit is bij al die concertzalen te danken aan de samenwerking tussen de desbetreffende architect en de (aanvankelijk Delftse en later Eindhovense) bouwfysicus en akoesticus prof.ir. P.A. (Piet) de Lange (1921 - 1999) en zijn medewerkers. Aan de oostzijde van het TU/e-terrein staat het Laboratorium voor akoestiek waar sinds 1981 op modelschaal metingen worden verricht die akoestische ontwerpbeslissingen ondersteunen. | ||
- | Heel lang vertrouwden architecten bij het ontwerpen van concertzalen op traditie en intuïtie. Dat leverde soms een geslaagde akoestische omgeving op in beroemde zalen waar de barokke krullen onbedoeld een nuttige functie ervullen. Een goede intuïtie zal een architect ongetwijfeld helpen, maar zaalakoestiek heeft zich in Nederland niet in de laatste plaats door het werk van De Lange ontwikkeld tot een gewaardeerd vakgebied. Een van zijn stellingen: akoestiek is maakbaar. In zijn afscheidscollege zegt hij | + | Heel lang vertrouwden architecten bij het ontwerpen van concertzalen op traditie en intuïtie. Dat leverde soms een geslaagde akoestische omgeving op in beroemde zalen waar de barokke krullen onbedoeld een nuttige functie ervullen. Een goede intuïtie zal een architect ongetwijfeld helpen, maar zaalakoestiek heeft zich in Nederland niet in de laatste plaats door het werk van De Lange ontwikkeld tot een gewaardeerd vakgebied. Een van zijn stellingen: akoestiek is maakbaar. In zijn afscheidscollege zegt hij daarover: “Stap voor stap zijn door moeizaam onderzoek de geheimen |
ontsluierd en is de samenhang gevonden tussen wat muzikaal wordt verlangd en een reeks fysische aspecten van de ruimte.” In het laatste kwart van de twintigste eeuw heeft de kennis over de akoestiek in concertzalen een hoge vlucht genomen. Akoestici dr. ir. H.J. (Heiko) Martin en ir. L.C.J. (Renz) van Luxemburg, afkomstig uit de school van De Lange, refereren aan vier belangrijke (en ook fysiek meetbare) aspecten die een goede akoestiek bepalen. Een goede zaal moet volgens hen beschikken over ruimtelijkheid, waarbij het essentieel is dat het geluid van de musici het publiek niet alleen direct bereikt, maar ook reflecteert van opzij. Het geluidsniveau moet van dien aard zijn dat ''fortissimo ''op alle plaatsen ook zo klinkt, en niet te hoog, te hard of juist te laag is. De nagalmtijd moet zorgen voor een aangenaam klankbeeld. Een vierde belangrijke eigenschap is de definitie of muziekverstaanbaarheid. Uiteraard beïnvloedt de vorm van een zaal in belangrijke mate de akoestiek. Hulpvlakken aan de zijwand kunnen zorgen voor de juiste reflectie en klankkaatsers kunnen zorgen voor de vereiste geluidsabsorptie. Overigens is de samenwerking met architecten niet in alle gevallen bevredigend verlopen. De Eindhovense hoogleraar prof.dr.ir. F.W. Sluijter wijst in dit verband op de Amsterdamse Stopera (1986), waar De Lange aanvankelijk als adviseur was ingeschakeld. “Het heeft Piet gegriefd dat hij bij de verdere advisering niet meer is geraadpleegd. Daardoor is de indruk ontstaan dat zijn adviezen geleid hebben tot de niet geheel bevredigende akoestiek van de zaal.” | ontsluierd en is de samenhang gevonden tussen wat muzikaal wordt verlangd en een reeks fysische aspecten van de ruimte.” In het laatste kwart van de twintigste eeuw heeft de kennis over de akoestiek in concertzalen een hoge vlucht genomen. Akoestici dr. ir. H.J. (Heiko) Martin en ir. L.C.J. (Renz) van Luxemburg, afkomstig uit de school van De Lange, refereren aan vier belangrijke (en ook fysiek meetbare) aspecten die een goede akoestiek bepalen. Een goede zaal moet volgens hen beschikken over ruimtelijkheid, waarbij het essentieel is dat het geluid van de musici het publiek niet alleen direct bereikt, maar ook reflecteert van opzij. Het geluidsniveau moet van dien aard zijn dat ''fortissimo ''op alle plaatsen ook zo klinkt, en niet te hoog, te hard of juist te laag is. De nagalmtijd moet zorgen voor een aangenaam klankbeeld. Een vierde belangrijke eigenschap is de definitie of muziekverstaanbaarheid. Uiteraard beïnvloedt de vorm van een zaal in belangrijke mate de akoestiek. Hulpvlakken aan de zijwand kunnen zorgen voor de juiste reflectie en klankkaatsers kunnen zorgen voor de vereiste geluidsabsorptie. Overigens is de samenwerking met architecten niet in alle gevallen bevredigend verlopen. De Eindhovense hoogleraar prof.dr.ir. F.W. Sluijter wijst in dit verband op de Amsterdamse Stopera (1986), waar De Lange aanvankelijk als adviseur was ingeschakeld. “Het heeft Piet gegriefd dat hij bij de verdere advisering niet meer is geraadpleegd. Daardoor is de indruk ontstaan dat zijn adviezen geleid hebben tot de niet geheel bevredigende akoestiek van de zaal.” |