Embden, S.J. van
Uit Tuencyclopedie
(→Loopbruggen en Gilles Holst) |
(→Staal voor het Hoofdgebouw) |
||
Regel 50: | Regel 50: | ||
---- | ---- | ||
[[Bestand:Lemma 58 Foto 6.jpg|thumb|left|400px|'''Titel:''' Locatie Hoofdgebouw tijdens voorbereidende bouwwerkzaamheden '''Jaar:''' ca.1959 '''Foto:''' [[Archief TUE]] ]] | [[Bestand:Lemma 58 Foto 6.jpg|thumb|left|400px|'''Titel:''' Locatie Hoofdgebouw tijdens voorbereidende bouwwerkzaamheden '''Jaar:''' ca.1959 '''Foto:''' [[Archief TUE]] ]] | ||
- | Dat de curatoren inderdaad een grote mate van vrijheid wordt gegund, blijkt uit de curieuze geschiedenis van de aanschaf van staal voor het Hoofdgebouw. Op 21 mei 1959 krijgen de curatoren goedkeuring uit Den Haag voor een begroting van 16.347.107 gulden die ingezet mag worden voor de bouw van het Hoofdgebouw. De curatoren doen hun uiterste best om het maximale uit het beschikbare budget te halen. In een vertrouwelijke brief van Tromp aan Van Embden, gedateerd op 25 juni 1959, deelt hij mee dat curator mr. H.L. s’Jacob zal nagaan of het mogelijk is om het voor de bouw benodigde staal (het gaat om een bedrag van maximaal 1.6 miljoen gulden) door de TH zelf separaat te laten inkopen en ‘op afroep’ op te laten slaan. Er moet snel met Den Haag gecommuniceerd worden. Tromp schrijft ook nog het curieuze zinnetje: “In het voorstel moet iedere indicatie over mogelijke zwarte lonen worden vermeden; hiervoor zijn natuurlijk een aantal mogelijkheden.” De weken daarna zal Tromp voor Philips in Zweden zijn en nemen anderen met wisselend succes zijn taken waar. Op 7 juli bestellen curator Wijffels en secretaris mr. A.J. Vleer 1075 ton betonijzer en 1375 ton torwasstaal bij de N.V. Montan IJzer en Staal voor in totaal 1.229.210 gulden. Deze ondernemende actie lijkt resultaat te hebben: daarmee besparen ze (zo blijkt uit een brief van 13 juli 1959) honderddertigduizend gulden op de aanneemsom. Maar niet iedereen heeft fiducie in deze transactie. Ir. J.R. Bouten, als adviseur door de curatoren bij de bouw betrokken, heeft het op 27 juli over ‘funest afpingelen’, omdat het onvermijdelijk bij een volgende prijsopvraag tot overvragen zal leiden. Later blijkt er een fout gemaakt te zijn in de offerte; het staal gaat duurder worden dan geoffreerd. Eén dag voordat de annuleringstermijn van de order verloopt, stuurt Vleer een aangetekende brief. De order wordt just in time door de curatoren ‘tot hun leedwezen’ geannuleerd. Einde oefening. Het is een verhaal van alle tijden: de voorziene kosten voor het bouwproject lopen op. Op 28 juli 1959 zet mr. J. M.L.Th. Cals, minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, zijn handtekening onder een herziene raming voor een bedrag van 18.081.400 gulden. Intussen gaan de voorbereidingen voor de aanbesteding door. In deze fase moet er ook besloten worden over de vloerbedekking. Tot vreugde van een linoleumfabrikant in Krommenie wordt het dat materiaal. Er zal bij de oplevering door deze ondernemer een fraai boekje worden geproduceerd over het Hoofdgebouw. Op 8 augustus 1959 komt er een telegram namens de minister van OK&W bij de curatoren binnen, waarin ze van harte gefeliciteerd worden met de overeenstemming inzake de gunning. Op 13 augustus 1959 zetten s’Jacob en Tromp hun handtekening onder een overeenkomst met de NV Bouwbedrijf ‘Brabant Oost’ tot het bouwen van het Hoofdgebouw voor een aanneemsom van 14.932.508 gulden. Het contract wordt mede ondertekend door de N.V. Verenigde Aannemersbedrijven (voorheen Zwolsman) en de N.V. Industriële en Aanneming Maatschappij VAM. Tromp stuurt op 14 augustus 1959 (vanaf zijn Philipskantoor) opgeluchte telegrammen aan minister Cals, aan | + | Dat de curatoren inderdaad een grote mate van vrijheid wordt gegund, blijkt uit de curieuze geschiedenis van de aanschaf van staal voor het Hoofdgebouw. Op 21 mei 1959 krijgen de curatoren goedkeuring uit Den Haag voor een begroting van 16.347.107 gulden die ingezet mag worden voor de bouw van het Hoofdgebouw. De curatoren doen hun uiterste best om het maximale uit het beschikbare budget te halen. In een vertrouwelijke brief van Tromp aan Van Embden, gedateerd op 25 juni 1959, deelt hij mee dat curator mr. H.L. s’Jacob zal nagaan of het mogelijk is om het voor de bouw benodigde staal (het gaat om een bedrag van maximaal 1.6 miljoen gulden) door de TH zelf separaat te laten inkopen en ‘op afroep’ op te laten slaan. Er moet snel met Den Haag gecommuniceerd worden. Tromp schrijft ook nog het curieuze zinnetje: “In het voorstel moet iedere indicatie over mogelijke zwarte lonen worden vermeden; hiervoor zijn natuurlijk een aantal mogelijkheden.” De weken daarna zal Tromp voor Philips in Zweden zijn en nemen anderen met wisselend succes zijn taken waar. Op 7 juli bestellen curator Wijffels en secretaris mr. A.J. Vleer 1075 ton betonijzer en 1375 ton torwasstaal bij de N.V. Montan IJzer en Staal voor in totaal 1.229.210 gulden. Deze ondernemende actie lijkt resultaat te hebben: daarmee besparen ze (zo blijkt uit een brief van 13 juli 1959) honderddertigduizend gulden op de aanneemsom. Maar niet iedereen heeft fiducie in deze transactie. Ir. J.R. Bouten, als adviseur door de curatoren bij de bouw betrokken, heeft het op 27 juli over ‘funest afpingelen’, omdat het onvermijdelijk bij een volgende prijsopvraag tot overvragen zal leiden. Later blijkt er een fout gemaakt te zijn in de offerte; het staal gaat duurder worden dan geoffreerd. Eén dag voordat de annuleringstermijn van de order verloopt, stuurt Vleer een aangetekende brief. De order wordt just in time door de curatoren ‘tot hun leedwezen’ geannuleerd. Einde oefening. Het is een verhaal van alle tijden: de voorziene kosten voor het bouwproject lopen op. Op 28 juli 1959 zet mr. J. M.L.Th. Cals, minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, zijn handtekening onder een herziene raming voor een bedrag van 18.081.400 gulden. Intussen gaan de voorbereidingen voor de aanbesteding door. In deze fase moet er ook besloten worden over de vloerbedekking. Tot vreugde van een linoleumfabrikant in Krommenie wordt het dat materiaal. Er zal bij de oplevering door deze ondernemer een fraai boekje worden geproduceerd over het Hoofdgebouw. Op 8 augustus 1959 komt er een telegram namens de minister van OK&W bij de curatoren binnen, waarin ze van harte gefeliciteerd worden met de overeenstemming inzake de gunning. Op 13 augustus 1959 zetten s’Jacob en Tromp hun handtekening onder een overeenkomst met de NV Bouwbedrijf ‘Brabant Oost’ tot het bouwen van het Hoofdgebouw voor een aanneemsom van 14.932.508 gulden. Het contract wordt mede ondertekend door de N.V. Verenigde Aannemersbedrijven (voorheen Zwolsman) en de N.V. Industriële en Aanneming Maatschappij VAM. Tromp stuurt op 14 augustus 1959 (vanaf zijn Philipskantoor) opgeluchte telegrammen aan minister Cals, aan voormalig president-curator en inmiddels minister-president dr. J.E. De Quay en aan oud-curator mr.dr. Ch.J.M.A. van Rooy, inmiddels eveneens minister. Er is overeenstemming met alle partijen. Hij meldt in een tweede telegram aan Holst, curator ir. S. Posthumus en [[Wijffels]] dat hij het staalproject tegen vaste prijzen heeft verankerd ‘zodat er geen tegenvallers in dit opzicht kunnen ontstaan.’ |
=== Maffia === | === Maffia === |