Embden, S.J. van
Uit Tuencyclopedie
Regel 18: | Regel 18: | ||
=== Het Paviljoen, een voorlopig gebouw === | === Het Paviljoen, een voorlopig gebouw === | ||
---- | ---- | ||
- | + | [[Bestand:Lemma 58 Foto 1.jpg|thumb|right|300px|'''Titel:''' Ir.S.J. van Embden, architect van de TU/e-campus, opent een tentoonstelling in het hoofdgebouw '''Jaar:''' 1982 '''Foto:''' [[Archief TUE]] ]] | |
De THE moet heel snel uit de startblokken. Van Embden laat onderzoeken of het Don Boscohuis in het centrum van Eindhoven geschikt is als tijdelijke huisvesting. Het plan gaat van de baan als blijkt dat de gebruikers van dat complex niet elders ondergebracht kunnen worden. “Thans wordt een provisioneel gebouw opgezet voor de eerste twee jaren. Als op 1 augustus met de bouw kan worden gestart, dan zijn deze gebouwen in maart-april 1957 onder de pannen”, valt te lezen in de notulen uit 1956 van de Stichting Technisch Hoger Onderwijs in het Zuiden. Door de prefabconstructies en het gebruik van moderne materialen als schokbeton en Duvrisol Mevriet wordt het Paviljoen in de ongelooflijk korte tijd van elf maanden neergezet. Het gebouw komt in de woorden van Van Embden ‘grommend tot stand’ en gelet op de tijdelijke bestemming wordt bij de inwendige inrichting ‘de grootste soberheid betracht.’ Tijd is bij uitstek een relatief begrip. In 2006 staat het Paviljoen er nog steeds, en hoewel niet alle gebruikers tevreden zijn over de klimaatbeheersing en de uitstraling, ziet het er naar uit dat het ook 2010 nog wel zal halen. | De THE moet heel snel uit de startblokken. Van Embden laat onderzoeken of het Don Boscohuis in het centrum van Eindhoven geschikt is als tijdelijke huisvesting. Het plan gaat van de baan als blijkt dat de gebruikers van dat complex niet elders ondergebracht kunnen worden. “Thans wordt een provisioneel gebouw opgezet voor de eerste twee jaren. Als op 1 augustus met de bouw kan worden gestart, dan zijn deze gebouwen in maart-april 1957 onder de pannen”, valt te lezen in de notulen uit 1956 van de Stichting Technisch Hoger Onderwijs in het Zuiden. Door de prefabconstructies en het gebruik van moderne materialen als schokbeton en Duvrisol Mevriet wordt het Paviljoen in de ongelooflijk korte tijd van elf maanden neergezet. Het gebouw komt in de woorden van Van Embden ‘grommend tot stand’ en gelet op de tijdelijke bestemming wordt bij de inwendige inrichting ‘de grootste soberheid betracht.’ Tijd is bij uitstek een relatief begrip. In 2006 staat het Paviljoen er nog steeds, en hoewel niet alle gebruikers tevreden zijn over de klimaatbeheersing en de uitstraling, ziet het er naar uit dat het ook 2010 nog wel zal halen. | ||
- | + | [[Bestand:Lemma 58 Foto 4.jpg|thumb|right|300px|'''Titel:''' De campus krijgt vorm. Links het voltooide E-hoog, midden het voltooide Hoofdgebouw, rechts T-hoog in aanbouw. '''Jaar:''' 1962 '''Foto:''' [[Archief TUE]] ]] | |
=== Plannen === | === Plannen === | ||
---- | ---- | ||
Regel 48: | Regel 48: | ||
=== Staal voor het Hoofdgebouw === | === Staal voor het Hoofdgebouw === | ||
---- | ---- | ||
- | + | [[Bestand:Lemma 58 Foto 6.jpg|thumb|left|400px|'''Titel:''' Locatie Hoofdgebouw tijdens voorbereidende bouwwerkzaamheden '''Jaar:''' ca.1959 '''Foto:''' [[Archief TUE]] ]] | |
Dat de curatoren inderdaad een grote mate van vrijheid wordt gegund, blijkt uit de curieuze geschiedenis van de aanschaf van staal voor het Hoofdgebouw. Op 21 mei 1959 krijgen de curatoren goedkeuring uit Den Haag voor een begroting van 16.347.107 gulden die ingezet mag worden voor de bouw van het Hoofdgebouw. De curatoren doen hun uiterste best om het maximale uit het beschikbare budget te halen. In een vertrouwelijke brief van Tromp aan Van Embden, gedateerd op 25 juni 1959, deelt hij mee dat curator mr. H.L. s’Jacob zal nagaan of het mogelijk is om het voor de bouw benodigde staal (het gaat om een bedrag van maximaal 1.6 miljoen gulden) door de TH zelf separaat te laten inkopen en ‘op afroep’ op te laten slaan. Er moet snel met Den Haag gecommuniceerd worden. Tromp schrijft ook nog het curieuze zinnetje: “In het voorstel moet iedere indicatie over mogelijke zwarte lonen worden vermeden; hiervoor zijn natuurlijk een aantal mogelijkheden.” De weken daarna zal Tromp voor Philips in Zweden zijn en nemen anderen met wisselend succes zijn taken waar. Op 7 juli bestellen curator Wijffels en secretaris mr. A.J. Vleer 1075 ton betonijzer en 1375 ton torwasstaal bij de N.V. Montan IJzer en Staal voor in totaal 1.229.210 gulden. Deze ondernemende actie lijkt resultaat te hebben: daarmee besparen ze (zo blijkt uit een brief van 13 juli 1959) honderddertigduizend gulden op de aanneemsom. Maar niet iedereen heeft fiducie in deze transactie. Ir. J.R. Bouten, als adviseur door de curatoren bij de bouw betrokken, heeft het op 27 juli over ‘funest afpingelen’, omdat het onvermijdelijk bij een volgende prijsopvraag tot overvragen zal leiden. Later blijkt er een fout gemaakt te zijn in de offerte; het staal gaat duurder worden dan geoffreerd. Eén dag voordat de annuleringstermijn van de order verloopt, stuurt Vleer een aangetekende brief. De order wordt just in time door de curatoren ‘tot hun leedwezen’ geannuleerd. Einde oefening. Het is een verhaal van alle tijden: de voorziene kosten voor het bouwproject lopen op. Op 28 juli 1959 zet mr. J. M.L.Th. Cals, minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, zijn handtekening onder een herziene raming voor een bedrag van 18.081.400 gulden. Intussen gaan de voorbereidingen voor de aanbesteding door. In deze fase moet er ook besloten worden over de vloerbedekking. Tot vreugde van een linoleumfabrikant in Krommenie wordt het dat materiaal. Er zal bij de oplevering door deze ondernemer een fraai boekje worden geproduceerd over het Hoofdgebouw. Op 8 augustus 1959 komt er een telegram namens de minister van OK&W bij de curatoren binnen, waarin ze van harte gefeliciteerd worden met de overeenstemming inzake de gunning. Op 13 augustus 1959 zetten s’Jacob en Tromp hun handtekening onder een overeenkomst met de NV Bouwbedrijf ‘Brabant Oost’ tot het bouwen van het Hoofdgebouw voor een aanneemsom van 14.932.508 gulden. Het contract wordt mede ondertekend door de N.V. Verenigde Aannemersbedrijven (voorheen Zwolsman) en de N.V. Industriële en Aanneming Maatschappij VAM. Tromp stuurt op 14 augustus 1959 (vanaf zijn Philipskantoor) opgeluchte telegrammen aan minister Cals, aan oudpresident- curator en inmiddels ministerpresident dr. J.E. De Quay en aan oudcurator mr.dr. Ch.J.M.A. van Rooy, inmiddels eveneens minister. Er is overeenstemming met alle partijen. Hij meldt in een tweede telegram aan Holst, curator ir. S. Posthumus en [[Wijffels]] dat hij het staalproject tegen vaste prijzen heeft verankerd ‘zodat er geen tegenvallers in dit opzicht kunnen ontstaan.’ | Dat de curatoren inderdaad een grote mate van vrijheid wordt gegund, blijkt uit de curieuze geschiedenis van de aanschaf van staal voor het Hoofdgebouw. Op 21 mei 1959 krijgen de curatoren goedkeuring uit Den Haag voor een begroting van 16.347.107 gulden die ingezet mag worden voor de bouw van het Hoofdgebouw. De curatoren doen hun uiterste best om het maximale uit het beschikbare budget te halen. In een vertrouwelijke brief van Tromp aan Van Embden, gedateerd op 25 juni 1959, deelt hij mee dat curator mr. H.L. s’Jacob zal nagaan of het mogelijk is om het voor de bouw benodigde staal (het gaat om een bedrag van maximaal 1.6 miljoen gulden) door de TH zelf separaat te laten inkopen en ‘op afroep’ op te laten slaan. Er moet snel met Den Haag gecommuniceerd worden. Tromp schrijft ook nog het curieuze zinnetje: “In het voorstel moet iedere indicatie over mogelijke zwarte lonen worden vermeden; hiervoor zijn natuurlijk een aantal mogelijkheden.” De weken daarna zal Tromp voor Philips in Zweden zijn en nemen anderen met wisselend succes zijn taken waar. Op 7 juli bestellen curator Wijffels en secretaris mr. A.J. Vleer 1075 ton betonijzer en 1375 ton torwasstaal bij de N.V. Montan IJzer en Staal voor in totaal 1.229.210 gulden. Deze ondernemende actie lijkt resultaat te hebben: daarmee besparen ze (zo blijkt uit een brief van 13 juli 1959) honderddertigduizend gulden op de aanneemsom. Maar niet iedereen heeft fiducie in deze transactie. Ir. J.R. Bouten, als adviseur door de curatoren bij de bouw betrokken, heeft het op 27 juli over ‘funest afpingelen’, omdat het onvermijdelijk bij een volgende prijsopvraag tot overvragen zal leiden. Later blijkt er een fout gemaakt te zijn in de offerte; het staal gaat duurder worden dan geoffreerd. Eén dag voordat de annuleringstermijn van de order verloopt, stuurt Vleer een aangetekende brief. De order wordt just in time door de curatoren ‘tot hun leedwezen’ geannuleerd. Einde oefening. Het is een verhaal van alle tijden: de voorziene kosten voor het bouwproject lopen op. Op 28 juli 1959 zet mr. J. M.L.Th. Cals, minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, zijn handtekening onder een herziene raming voor een bedrag van 18.081.400 gulden. Intussen gaan de voorbereidingen voor de aanbesteding door. In deze fase moet er ook besloten worden over de vloerbedekking. Tot vreugde van een linoleumfabrikant in Krommenie wordt het dat materiaal. Er zal bij de oplevering door deze ondernemer een fraai boekje worden geproduceerd over het Hoofdgebouw. Op 8 augustus 1959 komt er een telegram namens de minister van OK&W bij de curatoren binnen, waarin ze van harte gefeliciteerd worden met de overeenstemming inzake de gunning. Op 13 augustus 1959 zetten s’Jacob en Tromp hun handtekening onder een overeenkomst met de NV Bouwbedrijf ‘Brabant Oost’ tot het bouwen van het Hoofdgebouw voor een aanneemsom van 14.932.508 gulden. Het contract wordt mede ondertekend door de N.V. Verenigde Aannemersbedrijven (voorheen Zwolsman) en de N.V. Industriële en Aanneming Maatschappij VAM. Tromp stuurt op 14 augustus 1959 (vanaf zijn Philipskantoor) opgeluchte telegrammen aan minister Cals, aan oudpresident- curator en inmiddels ministerpresident dr. J.E. De Quay en aan oudcurator mr.dr. Ch.J.M.A. van Rooy, inmiddels eveneens minister. Er is overeenstemming met alle partijen. Hij meldt in een tweede telegram aan Holst, curator ir. S. Posthumus en [[Wijffels]] dat hij het staalproject tegen vaste prijzen heeft verankerd ‘zodat er geen tegenvallers in dit opzicht kunnen ontstaan.’ | ||